Het Vlaams Vredesinstituut is een onafhankelijk
instituut voor vredesonderzoek bij het Vlaams Parlement.

Koloniaal erfgoed: Drie vragen aan Maarten Van Alstein

  1. In het voorjaar van 2020 waaide de Black Lives Matter -beweging over vanuit de VS.  Al snel werd het koloniaal erfgoed – en dan vooral beelden van Leopold II en kolonialen uit de tijd van Congo Vrijstaat  – ter discussie gesteld en in sommige gevallen beschadigd of vernietigd. Heeft die focus op erfgoed je verrast?

De aandacht voor standbeelden en memorialen is niet zo verwonderlijk en ook niet nieuw. Er wordt in Vlaanderen al jaren actie gevoerd rond koloniaal erfgoed. Bekend is natuurlijk de hand die werd afgezaagd van een standbeeld in Oostende. Maar ook tal van andere koloniale beelden waren de afgelopen jaren doelwit van actie en contestatie. Standbeelden zijn bovendien – net als andere herdenkingsplaatsen – politiek geladen. Ze zijn ooit opgericht om een bepaalde boodschap over te dragen: het waren instrumenten van koloniale propaganda en macht. Hoewel die betekenis in de loop van de tijd vervaagde, bleef er altijd wel een politieke lading rond die beelden hangen. In een context waarin activisten en opiniemakers kwesties als racisme en dekolonisering op de maatschappelijke agenda zetten, ligt het voor de hand dat een deel van de politieke actie rond die kwesties zich concentreert op het koloniale erfgoed.

De acties en discussies die we in juni en juli hebben meegemaakt rond het koloniale erfgoed, bevestigen zo een oud inzicht: standbeelden en herinneringsplaatsen zijn traditioneel heel geschikte plaatsen om maatschappelijke machtsstructuren uit te dagen, ingeslepen historische verhalen te contesteren en ‘tegenboodschappen’ te formuleren. In die zin kunnen we sommige reacties in het publieke debat ook beter begrijpen. Verschillende opiniemakers en waarnemers zagen in de acties rond het koloniale erfgoed bijvoorbeeld pogingen om de geschiedenis te ‘herschrijven’ of zelfs te ‘wissen’. Het verleden ‘wissen’ zou inderdaad problematisch zijn. De geschiedenis ‘herschrijven’ daarentegen is niet zo vreemd als het misschien kan klinken. We doen dat namelijk voortdurend. Vakhistorici komen met de regelmaat van de klok met nieuwe interpretaties over het verleden op de proppen. Ook collectieve herinneringen evolueren voortdurend. De vraag is vooral hoe we de geschiedenis herschrijven. In de geschiedwetenschap gebeurt dat op basis van onderzoek en dialoog – soms ook controverse – tussen historici. Zo gaan we als samenleving idealiter ook om met collectieve herinneringen en erfgoed: door controversiële episodes in onze geschiedenis niet uit de weg te gaan, maar er integendeel gedragen en inclusieve dialogen rond te organiseren. Dat is een benadering die in het werk van het Vlaams Vredesinstituut rond herinneringseducatie centraal staat.

 

  1. Ook de politiek ging met de kwestie aan de slag.  Deze maand mogen we een eerste tussentijds rapport verwachten van de experts van de Bijzondere Kamercommissie over ons koloniaal verleden en op Vlaams niveau is er een handleiding voor lokale besturen zodat ze de dialoog lokaal kunnen organiseren.  Zijn dat stappen vooruit?

Het is een goed idee om het debat over het koloniale erfgoed niet alleen in de nationale media te voeren, maar de dialoog ook op lokaal niveau en mét betrokkenheid van diverse mensen en groepen te organiseren. In een democratische samenleving die waarde hecht aan een vreedzame omgang met conflicten is de dialoog een van de belangrijkste instrumenten waarover we beschikken. Bij het Vlaams Vredesinstituut – waar we al een hele tijd onderzoek doen naar polarisatie en conflicttransformatie – hanteren we een brede benadering van de dialoog. Daarbij zijn de uitwisseling van kennis en redelijke argumenten cruciaal, maar we proberen ook ruimer te kijken.

Allereerst speelt de politieke dimensie onvermijdelijk een rol in discussies over controversiële onderwerpen zoals het koloniale erfgoed, zeker als die gelinkt worden aan kwesties als dekolonisering en racisme. Politiek draait op de een of de andere manier altijd om macht. Stemmen die bestaande structuren of relaties in vraag stellen, horen bijvoorbeeld bij de democratie. En ook al is dat soms moeilijk, deze stemmen krijgen best een plek.

Daarnaast is er de kwestie van identiteit. Verschillende opiniemakers hebben het moeilijk met de – soms erg scherpe – manier waarop ‘identiteitspolitiek’ zich vandaag manifesteert. In sommige opzichten hebben ze een punt. Wanneer groepen elkaar op een volstrekt onverzoenlijke of vijandige manier tegemoet treden, wordt het moeilijk. Maar of dat betekent dat we identiteit als thema best wissen uit onze discussies, is een andere zaak. In conflicten draait het vaak rond identiteitskwesties, en om op een constructieve manier met die conflicten om te gaan, geven we die best een plaats. Dat geldt ook voor politieke en maatschappelijke conflicten. Vormen van wij-zij-denken laten zich moeilijk wegdenken uit de politieke sfeer. Mensen voelen zich nu eenmaal betrokken bij bepaalde groepen (en minder of niet bij andere). Belangrijk is wel dat wij/zij-denken en de conflicten die daaruit voortkomen de vorm aannemen van een vreedzame strijd tussen tegenstrevers, niet tussen vijanden.

Ten slotte zijn bij conflicten ook emoties in het spel. In dit geval bedoel ik dan vooral politieke emoties, zoals verontwaardiging, gevoelens van onrechtvaardigheid, onbehagen of boosheid. In de dialoog kunnen die emoties zich bij alle betrokken partijen soms op een heftige manier manifesteren. Dat is echter geen reden om ze te weren. Sommige thema’s gaan nu eenmaal gepaard met vurige emoties. Er blijft best ruimte voor mensen om die politieke emoties uit te kunnen drukken, want als ze weggedrukt worden, gaan er stemmen verloren. Het is natuurlijk niet de bedoeling dat emoties de dialoog overwoekeren; de dialoog mag niet stranden in een vruchteloos over-en-weer-geroep. De uitdaging bestaat erin het conflict en alle emoties die daarmee gepaard gaan te transformeren, zodat de verschillende partijen naar elkaar gaan luisteren en elkaar hopelijk ook beter leren begrijpen.

 

  1. Dat wordt – onder meer voor de lokale besturen –  een hele uitdaging.  Heb je enig idee hoe men dat zou kunnen omzetten naar de praktijk? 

Een praktijk die ik inspirerend vind is het ‘emotion networking’, ontwikkeld door de Reinwardt Academy aan de Amsterdam University of the Arts en Imagine IC, een Nederlandse organisatie die werkt rond participatief erfgoedwerk. De methode is gebaseerd op een idee van Hester Dibbits en Marlous Willemsen. Zij waren gefascineerd door de vaak botsende emoties over museale collecties, monumenten en tradities, en bedachten de term emotienetwerken.

Kort door de bocht is emotienetwerken een manier om inspraakmomenten te organiseren zodat betrokkenen meer inzicht krijgen in het ingewikkelde samenspel van emoties, argumenten en belangen rond erfgoed. In de praktijk nemen betrokken deelnemers tijdens de discussie over een controversieel monument op basis van hun emotionele betrokkenheid (positief, neutraal, negatief, …) een fysieke plaats in een ruimte in die een monument symboliseert.  Op basis van het gesprek met andere deelnemers in aangrenzende gebieden, verplaatsen de deelnemers zich.  Zo zien de deelnemers de onderlinge relaties veranderen en worden ze zich bewust(er) van de complexe emoties en dynamiek rond erfgoed.

De dialoog raakt zo makkelijker uit de bubbel van experts en verloopt veel democratischer.  Nu zich in het debat over het koloniale erfgoed zo veel stemmen (willen) laten horen, is dat een erg veelbelovende benadering.