Het Vlaams Vredesinstituut is een onafhankelijk
instituut voor vredesonderzoek bij het Vlaams Parlement.

Vraag en antwoord: Waar komen Belgische wapens terecht?

08/05/2019

Internationaal onderzoek toont aan dat Belgische wapens in de oorlog in Jemen gebruikt worden. Het project #BelgianArms dat Knack, VRT, Le Soir samen met Lighthouse Reports en Bellingcat opzetten, ging na waar Belgische wapens terecht komen. Onderzoeker Diederik Cops stelt in Knack dat het te laat is voor de geëxporteerde wapens. “Het enige wat de overheid kan doen, is lessen trekken voor de toekomst.” Daarnaast belicht Diederik op VRT de rol van de federale overheid die toeziet op de verkopen van overtollig materiaal van het Belgische leger. “Dat is een belangrijke restbevoegdheid. Ook de federale overheid moet bekijken hoe ze in de toekomst omgaat met die legerverkopen.”

Wat houdt het project #BelgianArms in?

Knack, VRT en Le Soir hebben de voorbije weken samen met het onderzoeksbureau Lighthouse Reports en het burgerjournalistiek netwerk Bellingcat het project #BelgianArms opgezet om te achterhalen waar Belgische wapens terecht komen. Ook in andere Europese landen zoals Duitsland, Nederland en Italië deden Bellingcat en Lighthouse Reports de afgelopen maanden gelijkaardige projecten. Het vernieuwende aan hun manier van werken is dat ze via open source materiaal bewijzen verzamelen over hoe Belgische wapens operationeel worden ingezet in conflictgebieden zoals Jemen en Bahrein. Door het gebruik van verschillende bronnen, zoals administratieve documenten, bedrijfsinformatie, geolocatie en sociale media, kunnen ze met een zeer grote mate van zekerheid specifieke producten van Belgische makelij op specifieke plaatsen situeren. Zo kunnen ze hun daadwerkelijke inzet in gewapende conflicten vaststellen.

Die interesse voor het eindgebruik van militair materiaal is er gekomen na het einde van de Koude Oorlog. Daarvóór focusten Europese landen, bijvoorbeeld binnen de NAVO, zich bij de beoordeling van wapenexport eerder op overwegingen van nationale en collectieve veiligheid en ook op de economische effecten ervan. Aandacht voor het risico dat de geëxporteerde wapens in het land van eindgebruik interne of regionale conflicten uitlokken of in stand houden of gebruikt worden voor schendingen van het internationaal humanitair recht of de rechten van de mens kwam sinds de jaren negentig geleidelijk op. De aandacht voor de oorlog in Jemen en de controverse die dit oproept, is de veruitwendiging van deze grotere aandacht voor mensenrechten, conflictpreventie en internationaal humanitair recht.

Wat betekent dit op politiek vlak? Wat zijn de beleidsimplicaties?

Politiek is deze bewijslast moeilijk te weerleggen. De bewijzen over hoe Belgische wapens zijn ingezet in conflicten op verschillende plaatsen in de wereld zijn er. De vraag is hoe beleidsmakers deze informatie gebruiken en hoe ze in de toekomst zullen omgaan met nieuwe vergunningsaanvragen en de risico-inschattingen die ze moeten doen.

De casussen van #BelgianArms tonen aan dat de beleidsimplicaties en uitdagingen verschillend zijn voor de verschillende bevoegde overheden in België. Vooral het uitzicht van de industrie en de aard van de uitgevoerde producten speelt daarin een belangrijke rol. De Waalse defensie-industrie produceert veelal afgewerkte militaire producten, zoals vuurwapens, geschutskoepels, pantservoertuigen en zware munitie. Deze producten worden vaak rechtstreeks aan een militaire eindgebruiker geleverd. De casussen van #BelgianArms kunnen  de Waalse overheid nopen om te nadenken over de beperking van het risico op de ongewenste afwending of gebruik. Dit zou kunnen via een systeem van post-export controles, of door de informatie verkregen door dit onderzoek, zoals de leveringen aan de Nationale Garde in Saudi-Arabië, mee te nemen in de risicobeoordeling bij nieuwe aanvragen.

Vlaamse bedrijven produceren vooral onderdelen van militair materieel. Die worden in eerste instantie vaak eerst naar andere Europese of Noord-Amerikaanse landen geëxporteerd. Pas nadien, na integratie in een afgewerkt militair systeem, komen ze dus bij een effectieve eindgebruiker terecht. Voor de Vlaamse overheid bestaat de uitdaging dus vooral uit een goede monitoring van het effectieve eindgebruik. Vlaanderen wil een verantwoordelijk wapenexportbeleid en wil geen wapens uitvoeren die ingezet worden in gewapende conflicten of bij mensenrechtenschendingen. Een goed zicht op het effectieve eindgebruik is daarom nodig om de eigen beleidsaspiraties niet te hypothekeren. Het #BelgianArms-project en eerder onderzoek van het Vredesinstituut tonen aan dat het mogelijk is het effectieve eindgebruik van uitgevoerd militair materieel in kaart te brengen mits een zekere tijdsinvestering.

De informatievergaring en –uitwisseling is een uitdaging in de Belgische institutionele organisatie. Er is wel een samenwerkingsakkoord tussen de gewesten en de federale overheid, maar in realiteit is de informatie-uitwisseling en operationele samenwerking beperkt. Nochtans beschikken heel wat federale diensten, zoals de Staatsveiligheid, de FOD Buitenlandse zaken en haar diplomatiek netwerk en zelfs de militaire inlichtingendienst ADIV, wellicht over relevante informatie. Toch vindt deze informatie slechts beperkt haar weg naar de gewesten. Een uitgebreide en gebalanceerde informatiebasis is belangrijk voor de coherentie en effectiviteit van het Vlaamse beleid.

Op welke manier is de federale overheid betrokken?

Na de regionalisering van de bevoegdheid inzake exportcontrole is op federaal niveau nog een restbevoegdheid gebleven: de controle op de in- en uitvoer door het Belgisch leger. Voor dergelijke transacties verleent de federale overheid de noodzakelijke toestemming. Het gaat vooral om overtollig defensiematerieel. Dit materiaal wordt niet gekocht door andere Europese landen, maar meestal door landen in minder welvarende (en vaak ook minder stabiele) regio’s in de wereld. Zo heeft het Belgisch leger de voorbije jaren overtollig materieel verkocht aan landen zoals Jordanië, Libanon, Marokko, Benin, Chili en Bahrein. De federale overheid behandelt deze bevoegdheid ook als een restbevoegdheid: er is weinig administratieve capaciteit om dergelijke transacties te beoordelen en het federaal parlement besteedde de voorbije legislaturen weinig tot geen aandacht aan dit thema.

Positief is wel dat in 2016 de Kamercommissie legeraankopen werd verbreed tot legerverkopen. De commissie vergaderde echter achter gesloten deuren. Het blijft nog de vraag of deze formele verbreding ook in de praktijk tot een grotere aandacht voor wapenexport door het Belgisch leger zal leiden. Deze aandacht zal de komende jaren overigens nog belangrijker worden. Het huidige investeringsprogramma voor het Belgisch leger– met de aankoop van nieuwe gevechtsvliegtuigen, oorlogsschepen en pantservoertuigen – betekent ook dat in de nabije toekomst heel wat militair materieel overtollig zal worden. De nood om dit materieel te verkopen om een gedeelte van de investeringen te recupereren zal toenemen. De casus van Bahrein toont alvast aan dat het niet louter een economische kwestie mag zijn maar dat het beleid ook rekening moet houden met overwegingen inzake regionale en interne conflictpreventie, en de risico’s op schendingen van het internationaal recht. Het is belangrijk dat er ook in de volgende legislatuur een commissie legeraankopen en –verkopen is die deze dossiers wel actief opvolgt.