Het Vlaams Vredesinstituut is een onafhankelijk
instituut voor vredesonderzoek bij het Vlaams Parlement.

OPINIE: Streven naar vrede, ondanks alles

14/02/2025

Onderstaand opiniestuk van de hand van Nils Duquet en Maarten Van Alstein verscheen op 6 februari in het maandblad SAMPOL en online. 

‘Naïef”, “wollig”, “idealistisch” of zelfs “utopisch” – wie over vrede wil praten, bereidt zich vandaag best voor op pittige tegenargumenten. Toch is een hernieuwde inzet op een weerbare vrede meer dan nodig.

Het debat over investeringen in defensie woedt ook in Vlaanderen in alle hevigheid. Vooral (oud-) militairen, politici en journalisten pleiten voor een drastische versterking van onze militaire capaciteit. In interviews, televisiestudio’s, boeken en opiniebijdragen zetten ze de boodschap van NAVO-topmensen en de herkozen Amerikaanse president Donald Trump kracht bij: we moeten ons realiseren dat oorlog opnieuw een reële mogelijkheid is en dat onze militaire slagkracht dringend versterkt moet worden. Burgers worden opgeroepen ook zelf een bijdrage te leveren door noodvoorraden in te slaan: voeding, noodgeneratoren, radio’s op batterijen. Kortom: we moeten ons weer klaarmaken voor de oorlog.

Van tijd tot tijd zijn de pleitbezorgers van investeringen in onze strijdkrachten streng voor kritische tegengeluiden. “Een overdreven nadruk op ethiek, laat staan een naïef pacifisme, kan ons duur te staan komen”, zeggen ze. Opmerkelijk echter: vrede blijft ook in de pleidooien voor meer militaire slagkracht niet geheel afwezig. Slagzinnen als “geen vrede zonder wapens” en “wie vrede wil, moet zich voorbereiden op oorlog” zijn terug van (niet zo heel lang) weggeweest. Of ook wel: “vrede is niet voor watjes”.[i] Deze verwijzingen naar vrede blijven echter vaak vaag en onuitgewerkt. Hoe moeten we de vrede in deze formules begrijpen? Zitten er concrete beleidsvoorstellen of een welomlijnd begrip van vrede achter? Of is het vooral retoriek?

‘MARTIALE SABELSLEPERS’ VS. ‘NAÏEVE PACIFISTEN’

Wie het debat over investeringen in defensie van nabij volgt, is wellicht opgevallen dat kritische tegenstemmen opmerkelijk minder weerklank krijgen. Een enkele academicus laat weten dat de grootste bedreiging voor de vrede blijft uitgaan van kernwapens; vredesbewegingen geven hun bezorgdheid te kennen over wat zij als de ‘militarisering’ van de samenleving zien. Heeft het zin nieuwe wapenwedlopen te creëren, terwijl onze samenlevingen nood hebben aan investeringen in welzijn, onderwijs en sociaal beleid? De vragen worden gesteld, maar we kunnen alleen maar vaststellen dat de vredesbewegingen er niet meer in slagen zo wervend te zijn als in de jaren 1970 en 1980, toen honderdduizenden mensen in Brussel opdaagden voor de marsen tegen de kernraketten. Is er bij de Vlaamse publieke opinie geen draagvlak meer voor vredesbeleid? Of slagen de vredesbewegingen er in deze tijden van versnipperde aandacht niet meer in om de wel degelijke bestaande steun bij de bevolking voor vrede op een krachtdadige manier te mobiliseren?

Laten we even afstand nemen. Het debat zoals we dat zonet geschetst hebben is wel erg scherp geprofileerd. Dat is natuurlijk geen toeval. Zowel voor pleitbezorgers van militaire investeringen als voor de kritische stemmen is het verleidelijk om de discussie zo gepolariseerd mogelijk aan te zetten. ‘Martiale sabelslepers’ versus ‘naïeve pacifisten’; het is een conflictframe dat de toegang tot media en politici vergemakkelijkt. Of deze binaire benadering van het vraagstuk zinvol is voor goed beleid en interessant onderzoek is uiteraard een andere vraag. De (geo-)politieke werkelijkheid in het huidige tijdsgewricht is immers bijzonder complex.

Met het concept ‘weerbare vrede’ willen we voor zuurstof zorgen, niet alleen in het debat, maar ook voor het denken over een hernieuwde inzet op vrede.

WEERBARE SAMENLEVING

Pleitbezorgers van de versterking van onze militaire slagkracht benadrukken vaak dat we opnieuw moeten leren weerbaar te zijn. Na decennia van vrede en vredesdividenden zijn we vergeten in welke brutale wereld we leven. De Russische agressie tegen Oekraïne was een onaangenaam ontwaken. Nu moeten we opnieuw rekening houden met de mogelijkheid van oorlog.

In het licht van de huidige geopolitieke verhoudingen en conflicten hebben de voorstanders van defensie-investeringen een legitiem punt. Er zijn reële dreigingen. Bovendien wordt het steeds duidelijker dat het geweld nieuwe vormen aanneemt. Het regime van Poetin heeft zich bijvoorbeeld gespecialiseerd in hybride oorlogvoering en schakelt het internet in om onze democratische samenlevingen te ondermijnen.

Het antwoord op deze dreigingen ligt deels in het versterken van onze defensieve slagkracht. Complexe, open samenlevingen zijn niet alleen op het vlak van infrastructuur kwetsbaar. De openheid van onze democratie draagt naast een enorme kracht ook een grote fragiliteit in zich. Dat we onze manier van samenleven beschermen tegen agressie van buitenaf is vanzelfsprekend. Daarnaast heeft ons land zich in de EU ook innig verbonden met landen in Centraal- en Oost-Europa. Die maken zich oprecht zorgen over de terugkeer van het imperialistische Rusland. De nauwe Europese verbondenheid impliceert dat we solidair zijn met deze landen.

Onze samenleving ‘wapenen’ en weerbaar maken tegen de dreiging van (hybride) oorlog en ondermijning gaat echter veel breder én dieper dan alleen investeren in militaire slagkracht. Minstens even belangrijk is een doorgedreven inzet op diplomatie, internationale samenwerking en vrede. Anders dreigen de internationale spanningen alleen maar te escaleren. Dat is de theorie van het veiligheidsdilemma: wanneer staten onzeker zijn over de motieven van de tegenstander en zich zorgen maken over hun veiligheid, beginnen ze te investeren in hun militaire capaciteit. Al snel botsen ze op het probleem dat hun tegenstrever net hetzelfde doet. Zo ontstaan vijandige wapenwedlopen, die alleen maar méér brandstof leveren aan de spanningen.

De problemen waarmee we geconfronteerd worden, zijn ook omvattender dan de dreiging van Russische agressie. De ingrijpende transformaties van onze tijd – van veranderende samenlevingen en klimaatverandering tot digitalisering en de ontwikkeling van AI – zorgen ook voor allerhande fricties en conflicten. Ze dragen wellicht dreigingen in zich die we nu nog niet goed kunnen inschatten. Onze samenleving weerbaar maken tegen al deze uitdagingen vereist aandacht voor de versterking van de fundamenten ervan, van het lokale weefsel tot de democratische rechtsstaat. Dit vergt inspanningen zoals burgerschapseducatie in het onderwijs, performante controle op wapenexport, sociaal beleid, een doortastend klimaatbeleid, voorzichtigheid ten aanzien van AI, enzovoort.

Een laatste, belangrijke aandachtspunt: de weerbaarheid waarover we hier spreken, is maatschappelijk en structureel. Het gaat niet om een benadering die alleen maar focust op de individuele weerbaarheid en veerkracht. Het is een maatschappelijke opdracht. Individuen hebben daarin zeker een rol te spelen, maar ook de overheid, het onderwijs, het middenveld, de ondernemingen en andere maatschappelijke actoren moeten aan de bak.

We hebben nu zicht op het eerste element: weerbaarheid. Wat bedoelen we precies met vrede?

VREDE – VOORBIJ DE WOLLIGHEID

“Naïef”, “wollig”, “idealistisch” of zelfs “utopisch” – wie over vrede wil praten, bereidt zich best voor op pittige tegenargumenten. Opmerkelijk: lange tijd is het vredesonderzoek vrede als zodanig enigszins beschroomd uit de weg gegaan – vaktijdschriften als het Journal of Peace Research bevatten vooral artikels over conflict, geweld en oorlog. Recent neemt de aandacht voor vrede in de peace studies echter toe. Onderzoekers zoeken naar conceptualiseringen en methodologieën om vrede in kaart te brengen.[ii] Zo zijn nieuwe onderzoeksbenaderingen tot stand gekomen, zoals ecologische vrede en feministisch vredesonderzoek.[iii] Onderzoekers bestuderen hoe over vrede nagedacht wordt in verschillende culturen en levensbeschouwingen.[iv] En het onderzoek naar vredesopbouw nam de afgelopen jaren een local turn[v], waarbij de aandacht steeds meer naar insteken als everyday peace gaat, of: hoe gewone mensen in hun dagelijks leven vormgeven aan vrede, in hun familie, op hun job, in de wijk, in de school, online.[vi]

Wie op een wetenschappelijk onderbouwde manier wil nadenken over hoe vrede beleid en praktijk kan inspireren, kan dus steunen op een actuele en innoverende literatuur. Om het bevattelijk en concreet te houden, distilleren we er twee concrete richtingwijzers uit.

Een eerste oriëntatiepunt is dat het bouwen aan vrede inspanningen vergt op verschillende niveaus, van de internationale politiek en de democratische samenleving tot het lokale en de familie.

Op al deze niveaus erkennen we – als tweede oriëntatiepunt – best de grote variatie in de manieren waarop mensen, groepen en samenlevingen betekenis geven aan vrede. De kunst van het bouwen aan vrede bestaat er niet in om van bovenaf een eenduidige definitie op te leggen, maar wel om in dialoog te gaan over de uiteenlopende betekenissen die mensen aan vrede geven.[vii]

Op het niveau van de internationale politiek, de wereldvrede, is het duidelijk dat het aangaan van die dialoog een enorme uitdaging is. De VN worden uit elkaar gespeeld, het internationaal recht als ijkpunt soms doelbewust ondermijnd. Tegelijkertijd heeft de naoorlogse geschiedenis getoond welke baten multilaterale organisaties zoals de EU en de VN opleveren voor kleine staten. Onderzoek van het Vredesinstituut toont dat ook het kleine maar open (en dus kwetsbare) Vlaanderen een rol kan spelen met een goed doordacht vredesgeoriënteerd beleid, bijvoorbeeld door bevoegdheden als handel, onderwijs en cultuur strategisch in te zetten.[viii] Het regeerakkoord van de huidige Vlaamse regering bevestigt dat door te stellen dat Vlaanderen “een waardengedreven en solidair buitenlands beleid [voert] dat bijdraagt aan de bevordering van vrede, veiligheid en welvaart elders in de wereld”.[ix]

NAAR EEN WEERBARE VREDE

Als we de twee sporen ‘weerbaarheid’ en ‘vrede’, die we hierboven hebben uitgezet, samenbrengen, dan leidt dat tot het begrip weerbare vrede. Dat houdt ten eerste in dat we onze samenleving en, bij uitbreiding, de EU weerbaar maken tegen bedreigingen en agressies die voortkomen uit de wijzigende geopolitieke context. Dat gaat veel breder en dieper dan het versterken van onze militaire defensieve capaciteit. Het kan en moet ook veel nadrukkelijker gaan over het versterken van onze democratie, het ontwikkelen van doortastend klimaatbeleid, een robuust beleid inzake de handel in strategische goederen, een voorzichtige omgang met AI, en andere fundamentele (politieke) keuzes.

Een tweede, en belangrijke, dimensie van weerbare vrede behelst het idee dat werken aan vrede effectief bijdraagt aan de weerbaarheid van onze samenleving. Dat moet op verschillende niveaus gebeuren: de internationale politiek, de democratische samenleving en het lokale. Een hernieuwde focus op constructieve conflicthantering in onze families, wijken, organisaties en samenlevingen is daarvoor cruciaal.

We hopen dat de brede visie op weerbare vrede die we in deze tekst hebben toegelicht, zuurstof kan bieden in het debat over investeringen in defensie. Het concept kan misschien ook inspirerend zijn voor vredes- en andere middenveldbewegingen die op zoek zijn naar houvast. Hoewel het idee van een weerbare vrede enige afstand neemt van het klassieke pacifisme (in de zin van een absolute geweldloosheid), maakt het werkbare links mogelijk met nieuwe inzichten uit het vredesonderzoek. Bovendien maakt het idee van een weerbare vrede duidelijk dat vredesarbeid op verschillende niveaus moet gebeuren. Naast overheden en politieke partijen hebben ook burgers, middenveldbewegingen, onderwijsactoren, kennisinstellingen en ondernemingen een cruciale rol te vervullen. Dat kan en moet in alle meerstemmigheid, want het principe van pluraliteit maakt integraal deel uit van een weerbare vrede.

[i] Zie Roger Housen (2024), Geen vrede zonder wapens, Borgerhoff & Lamberichts; Mia Doornaert, Vrede is niet voor watjes, De Standaard, 27/11/2024; en de interventies van oud-generaal Marc Thys in het publieke debat.

[ii] Zie Christian Davenport, Erik Melander en Patrick Regan (2018), The Peace Continuum. What It Is and How to Study It, Oxford University Press.

[iii] Zie Tarja Väyrynen, Swati Parashar, Élise Féron en Catia Cecilia Confortini (2021), Routledge Handbook of Feminist Peace Research, Routledge.

[iv] Wolfgang Dietrich et al. (red.) (2011), The Palgrave International Handbook of Peace Studies. A Cultural Perspective, Palgrave Macmillan.

[v] Oliver Richmond (2024),  The Use and Misuse of the ‘Local Turn’, in Millennium: Journal of International Studies, November 2024.

[vi] Roger Mac Ginty (2021), Everyday Peace. How So-called Ordinary People Can Disrupt Violent Conflict, Oxford University Press.

[vii] Deze visie wordt omstandiger toegelicht in Maarten Van Alstein (2024), Zoeken naar vrede. Inspiratie voor de betrokken burger, Vlaams Vredesinstituut.

[viii] Nils Duquet, Tim Haesebrouck & Maarten Van Alstein (2023), Vlaanderen en vrede in buitenlands beleid. Kansen grijpen in turbulente tijden, Brussel: Vlaams Vredesinstituut; Merel Selleslach & Maarten Van Alstein (2024), Peace in Foreign Policy. Peace Nations in Times of Crisis, Brussels: Flemish Peace Institute.

[ix] Vlaamse regering (2024), Samen werken aan een warm en welvarend Vlaanderen. Vlaams regeerakkoord 2024-2029.